Achtermolen, Achterste Terleedse Molen. Ondermolen van de polder Bruinsdel en Hoog Leerbroek (molenromp) te Leerdam

Leerdam, Zuid-Holland
Het grootste deel van de polders onder Leerdam en onder het grootste deel van Schoonrewoerd waterde onmiddellijk ten westen van de oude stadskern van Leerdam af op de Linge, waar drie uitwateringssluizen lagen. De uitwatering van Bruinsdel en Hoog-Leerbroek was de westelijke.
In het midden lag die van Hoog-Middelkoop, Loosdorp en de Meent, terwijl het dichtst bij de stad die van Over-Heicop, Kortgerecht, Nieuw-Schaayk en Oud-Schaayk lag. Elk gebied had zijn eigen molens en sluizen. De Terleedse voormolen staat binnendijks; de Middelkoper voormolen en de beide Schaaykse voormolens stonden buitendijks.
De polder Bruinsdel en Hoog-Leerbroek was het oude Recht van ter Leede, verbasterd tot Treffelee of Treffelede. Men sprak dus ook van de Terleedse molens. De polder werd bemalen door twee molens, waarvan de voormolen nog steeds bestaat.
In de eerste helft van de twintigste eeuw waren er pogingen om de bemaling te laten verzorgen door het gemaal van de polder Nieuwland en Leerbroek, maar die liepen op niets uit. Zo was de polder Bruinsdel en Hoog-Leerbroek de laatste polder in Zuid-Holland die op de Lingeboezem afwaterde en zelfs de laatste getrapte bemaling op de Linge, zowel op Zuid-Hollands als op Gelders grondgebied; afgezien van droogmakerijen, zelfs een van de laatste getrapte bemalingen in Nederland.
Op 11 november 1940 maalde de Achtermolen zijn kruis af, waarmee de hele windbemaling in het ongerede raakte. De bemaling werd nu uiteindelijk wel overgenomen door het gemaal van Nieuwland en Leerbroek. In 1947 vroeg het polderbestuur een sloopvergunning aan voor beide molens. In plaats daarvan ontstond vanwege de verwachte stijging in de energiekosten, echter het plan om de Achtermolen weer maalvaardig te maken en te voorzien van een hulpmotor en de voormolen, die veel last had van windbelemmering te vervangen door een elektrisch gemaal. Het gemeentebestuur van Leerdam protesteerde tegen de sloop van de voormolen, maar in 1948 werd toch een sloopvergunning afgegeven voor beide molens. In 1952 redde de glasfabriek de voormolen door die aan te kopen. In het zelfde jaar werd de achtermolen ingrijpend verbouwd. In de krimp van het scheprad werd een elektrisch aangedreven vijzel met een capaciteit van 30 m3/min. gelegd. Daartoe werd het bovenhuis gesloopt en alle gaande werken verwijderd. Het onderwiel en schijfloop gingen naar de Zandwijkse molen bij Almkerk. Een tweede toen gebouwd vijzelgemaal naast de voormolen deed dienst als bovengemaal. De hoofdlast van de bemaling werd echter gedragen door het gemaal van Nieuwland en Leerbroek.
De vlucht was 25,60 m., het scheprad had een diameter van 5,80 m. bij een breedte van 45 cm. De polder is 375 ha groot.
Recht van ter Leede 1, 4143 LN, Zuid-Holland
Nederland zonder molens is ondenkbaar. Maar om deze monumentale iconen te laten draaien en malen is geld en aandacht nodig.