De Koornbloem te Goes

Goes, Zeeland
Dit is de enige overgebleven molen van de elf molens die Goes ooit telde. Vroeger was deze stad onder andere een getijkorenmolen (aan de Kleine Kade 43), evenals een boekweit-, windkoren-, schors-, windolie- en windhoutzaagmolen rijk. Voorganger van deze molen was een oliemolen, een standerdmolen die in 1771 afbrandde.
Aan de noordzijde is een garage aangebouwd met daarnaast een woonhuis. Op de plaats van deze woning werd in 1809 een roskorenmolen gebouwd, die omstreeks 1867 plaats maakte voor het eerste woonhuis. Het huidige woonhuis dateert pas uit 1939.
Rond 1850 bleek de molen belast met een eeuwigdurende erfpacht van ƒ 150,-- per jaar ten gunste van de stad Goes.
In 1885 kwam de molen in bezit van L. de Jonge F.Czn, die in 1939 met F.C. de Jonge een vennootschap onder firma oprichtte. Nadat de weduwe van eerstgenoemde in 1954 failliet ging, werd de gemeente Goes eigenaar. Tot medio 1967 huurde het graanbedrijf M.J. Snoep en Zn. de molen.
De maalinrichting omvat een buil, graanschonings- en mengmachine, evenals twee elevators en een hijsinrichting voor de zakken; ook heeft deze molen vroeger nog een pelsteen gehad. De nog aanwezige 30 PK elektromotor uit de Tweede Wereldoorlog dreef bij windstilte alle machines en elevatoren aan. In een apart pakhuis waren tot 1967 ook nog een door een elektromotor aangedreven haverpunter en reinigingsmachine aanwezig.
Vrijwel alles wat hier ooit is aangebracht ten behoeve van het malen en verwerken van graan is nog aanwezig en daarmee is dit een van de meest compleet uitgeruste korenmolens van Nederland.
In 1970 onderging de molen een restauratie, waarbij het dakleer van de kap, delen van de staart en stelling werden vernieuwd. Tevens maakte het systeem Van Riet op de binnenroede weer plaats voor Oud-Hollandse ophekking.
Ook in 1995/96 vond een grondige restauratie plaats aan metselwerk, stelling, staartbalk en schoren, alle zolders en een deel van het drijfwerk.
In september 2002 heeft men de molen rechtgezet: door het langzaam wegzakken van de vestingwal waar de molen op is gebouwd, was de stenen romp steeds schever gaan staan en dat moest gecorrigeerd worden.
In maart 2020 droeg Bert Boonman, na bijna 50 jaar trouwe dienst, het molenaarschap over aan zijn zoon Jasper.
In de loop van 2020 werd duidelijk dat deze molen een nieuwe, zeer uitvoerige, restauratie nodig had: voegwerk vernieuwen, balkkoppen aangieten, kruiwerk aanpakken, delen van de stelling vervangen en ook het gaandewerk grondig nazien. Daarbij hoorde ook het maalvaardig maken van de motoraandrijving op het spoorwiel: die was nog steeds aanwezig maar allang buiten bedrijf. Ook zouden de roeden worden gecontroleerd en de ophekking in ieder geval geheel vernieuwd.
In februari 2021 begon men en 16 juni 2022, ruim 15 maanden later, draaide de molen op proef. Zonder twijfel na de grootste herstelbeurt in zijn bestaan. Op 9 september dat jaar volgde de feestelijke ingebruikname.
Een opmerkelijk detail over de Fyenoord-bovenas: deze is zeer kort en rust aan de achterzijde, als ging het om een Rotterdamse of Schiedamse molen, in een (hier buitengewoon groot en zwaar uitgevoerde) penstoel. Ook de molen van het nabijgelegen Kloetinge heeft een dergelijke as. Dat kan geen toeval zijn!
Op afspraak
Nederland zonder molens is ondenkbaar. Maar om deze monumentale iconen te laten draaien en malen is geld en aandacht nodig.