Over Sint Anthoniusmolen
Eeuwenlang waren de inwoners van Kessel en omliggende dorpen op één molen aangewezen. Na 1878 kwam daarin verandering, want in dat jaar kocht Louis Pennings in Meyel een standaardmolen, die daar door de bouw van een nieuwe stenen bergmolen slecht in het gemaal was komen staan. Deze werd naar Kessel overgeplaatst. In Meyel was deze molen gebouwd in 1802.
Vanaf het midden der jaren twintig werd Louis' jongste zoon Willem mede-eigenaar. Willem bleef met de molen malen tot 1943, toen verkocht hij het bedrijf aan Antoon Gastreich. Deze betaalde voor de molen met aanhorigheden ƒ 2500,--. Datzelfde bedrag ontving hij twaalf jaar later bij de verkoop aan de gemeente. De molen zag er toen weer verwaarloosd uit.
In 1934 sloeg de molen tijdens een noodweer los; een houten roede brak af. Pennings liet in de crisisjaren alleen het meest noodzakelijke repareren. Toen Gastreich eigenaar werd, was de molen dan ook aan een grote herstelbeurt toe. Hij liet hem door Chris van Bussel uit Weert opknappen en voorzien van stroomlijnwieken. Op 31 augustus 1943 vond de feestelijke opening plaats. Gastreich was van huis uit geen molenaar, maar tezamen met een knecht heeft hij de molen goed bemalen.
Tijdens de beschietingen vanaf de oostelijke Maasoever, kort na de bevrijding, leed de molen zware schade: zo kreeg de buitenroede een voltreffer en sloeg krom.
In maart 1945 maakte Van Bussel een begroting op voor het herstel van de oorlogsschade, op het einde van dat jaar was de molen weer maalvaardig.
De kapotgeschoten roede werd vervangen door een roede die afkomstig was van de Donkse molen uit de Brabantse gemeente Beek en Donk. De molen bleef nog een aantal jaren met één koppel stenen in bedrijf, waarna een kleine elektrische hamermolen zijn taak overnam.
Gastreich veranderde in het begin van de jaren vijftig van beroep en bood de molen in 1954 voor verplaatsing of sloop te koop aan. De laatste standerdmolen van Noord-Limburg mocht echter niet worden afgebroken. Van particuliere zijde waren er geen gegadigden, zodat hij in 1955 eigendom van de gemeente Kessel werd.
Het duurde echter nog twintig jaar alvorens hij door de molenmaker Hub. Beijk uit Afferden werd gerestaureerd. Bij die gelegenheid werd onder andere de kast recht gezet, de beplanking vernieuwd en er werden twee nieuwe Derckx-roeden in de (te grote) askop gestoken en Oud-Hollands opgehekt. Op 5 oktober 1975 werd de molen feestelijk door burgemeester Jacobs van de gemeente Kessel-Neer in werking gesteld.
Na de opening werd de molen bemalen door mr. J.L.J. Derckx. Deze zou later eigenaar worden van korenmolen De Grauwe Beer te Beesel.
Tijdens de opening in 1975 bleek, dat bepaalde constructiedelen uit zuinigheidsoverwegingen niet waren vernieuwd, hoewel de staat waarin deze verkeerden twijfelachtig was. Langdurige perioden van stilstand en de aanwezige windbelemmering deden de toestand van de molen snel achteruitgaan. In 1980 moest de gemeente ƒ 17.000,-- beschikbaar stellen voor noodzakelijke reparaties en onderhoud.
Negen jaar later was de staat van de draaibare bovenbouw en de steenbalk (die op de standerd rust en waaraan het gehele draaibare molenlichaam hangt) zo slecht, dat veel constructiedelen vernieuwd moesten worden. De totale kosten werden op ƒ 180.000,-- begroot.
Na het strijken van de roeden en de as nam men de kast uit elkaar, alleen de vaste onderbouw met daarin de standerd bleef staan. De restauratie werd uitgevoerd door de fa. Beijk uit Afferden. Tijdens de afbraak deed zich een ernstig ongeval voor: Jan Beijk maakte, toen hij boven op de kap stond en een verrot deel het begaf, een zware val. Op wonderbaarlijke wijze overleefde hij dit en kon later de herstelbeurt afronden. Eind 1989 werd die voltooid.
Sinds de molen in jaren vijftig werd stilgezet, kreeg de directe omgeving een geheel ander aanzien. Zeer dichtbij de molen staan bomen en ander opgroeiend hout en ook woningen en bedrijfsgebouwen. Samen bestrijken de obstakels ongeveer 3/4 deel van de omtrek van het kleine molenerf. De windvang en de landschappelijke betekenis zijn dan ook gering. Ondanks aandringen van diverse particulieren en moleninstanties, bleek de meerderheid van de gemeenteraad vóór handhaving van de molen op de deze plaats. De overwegingen daarvoor waren gevoelsmatig.
In 2005 werd het koppel stenen grondig onderhanden genomen en later is ook de bordopstand van het wiekenkruis verbeterd, zodat de wind beter kon worden benut. Toen was werkelijk weer sprake van een maalvaardige molen.
In 2009 volgde enige tijd stilstand vanwege een verzakte standerd. Vervolgens werd de molen weer draaivaardig, al hing de standerd voorlopig in vier trekstangen.
Er was nog meer onderhoud nodig: de trap was hier en daar niet zo best en vooral de achterspruit moest worden vervangen. In september 2012 werd in eigen beheer een nieuwe eiken achterspruitbalk geplaatst (geleverd door Limburg Hout in Kessel). Verder werden er nog scheien (heklatten) ingeboet. De molen was daarna regelmatig in bedrijf voor het malen van granen voor menselijke consumptie (o.a. tarwe, spelt en boekweit).
Het probleem met deze molen is, dat er jarenlang veel is uitgesteld of alleen voorlopige oplossingen zijn getroffen, omdat men toch steeds met verplaatsing rekening heeft gehouden. Ondertussen ziet het ernaar uit, dat die verplaatsing nooit door zal gaan. Bouwplannen zijn als gevolg van de economische crisis uitgesteld en de molen staat nog altijd waar hij sinds 1878 heeft gestaan.
In het voorjaar van 2014 volgde wederom stilzetting: de steenbalk moest vervangen worden en ook de zetel diende grondig te worden nagekeken. Vervolgens keurde men een nieuw geleverde steenbalk af. Intussen was ook het koppel kunststenen gedemonteerd omdat het de bedoeling was, hier na vervanging van de steenbalk een koppel blauwe stenen te plaatsen.
In de loop van 2015 is een nieuwe zetel aangebracht, de steenbalk was in het voorjaar al vervangen. Om de nieuwe zetel de standerd te kunnen laten dragen zijn in de standerd twee ijzeren zwaluwstaarten aangebracht. Een unieke oplossing voor het behoud van de standerd die twee (van de vier) aangetaste zwaluwstaarten had. Begin november kon de ijzeren bok, waar de kast meer dan een jaar op had gestaan, worden verwijderd en was weer sprake van een maalvaardige molen.
Op 22 mei 2016 heeft de wethouder de Sint Anthonius officieel in bedrijf gesteld. De molen maalde voor het eerst met de blauwe stenen na een periode van herstel die al met al twee jaar in beslag had genomen.
In het voorjaar van 2023 werden beide uitgediende Derckx-roeden vervangen door nieuwe gelaste exemplaren van Beijk.
Word Molenvriend
Nederland zonder molens is ondenkbaar. Maar om deze monumentale iconen te laten draaien en malen is geld en aandacht nodig.