Over Zwartenbergse Molen
Deze stenen grondzeiler is in 1889 gebouwd nadat zijn voorganger, eveneens een stenen molen was afgebrand. Die voorganger was gebouwd in 1721, tot dat jaar had de 385 ha. grote polder Zwartenberg geen molen nodig gehad: men kon toen nog op natuurlijke wijze het overtollige water lozen.
A.D. Lucas uit Zevenbergen nam de bouw van de nieuwe molen in 1889 aan voor ƒ 8600,--. De fa. Penn & Bauduin uit Dordrecht leverde het ijzerwerk en Johannes van Blerk, molenaar te Leur, fungeerde als opzichter.
In 1922 werd voor de bemaling op windstille dagen een motorpomp in de molen opgesteld.
In 1940 bracht men het systeem Van Bussel aan (waaraan de gevelsteen op de romp herinnert). Bij die gelegenheid werd ook de ophekking vernieuwd, de kap bekleed met Icopal en de molen geheel geschilderd. Ongetwijfeld allemaal onder supervisie van Chris van Bussel.
In 1942 ging de polder op in het waterschap De Haagsche Beemden. In 1950 kwam de molen als hoofdbemaling buiten bedrijf maar bleef als reservebemaling achter de hand. In 1964 werd het Van Busselsysteem weer verwijderd en vervangen door Oud-Hollands.
In 1971 volgde flink herstel aan het metselwerk van de romp en niet veel later werd de molen geheel maalvaardig gemaakt en het te bemalen oppervlak uitgebreid tot 1152 ha. Dat was ook dringend nodig want door de verlegging van een verkeersweg in de omgeving was de molen feitelijk van zijn polder afgesloten geraakt. Thans kan deze molen het grootste deel van de polder De Haagsche Beemden bemalen.
Op de eerste zolder bevindt zich een kleine maalstoel, die via een riem door de koning aangedreven kon worden. Dit is omstreeks de eerste wereldoorlog door toenmalig molenaar Coppens in de molen geplaatst; hij maalde hiermee graan voor eigen gebruik (niet onlogisch: de familie Coppens was vanouds een korenmolenaarsfamilie...).
Opmerkelijk is het gaandewerk, zowel boven als beneden: het bovenwiel heeft acht smalle plooistukken, zeer ongebruikelijk voor de tijd waarin de molen werd gebouwd en onderbonkelaar en -wiel zijn conisch en van gietijzer, beide voorzien van houten tanden.
Molenaars van deze molen:
Franciscus Dikmans 1885 - 1901 (was ook molenaar op de voorganger);
Martinus Laurentius Augustijn 1901 (tijdelijk, woonde vermoedelijk niet bij de molen);
Johannes Baptista Verdiesen 1901 - 1906 (overleden, functie tot begin 1907 waargenomen door zijn zoon Marinus);
Franciscus Johannes Coppens 1907 - 1936;
Josephus Cornelis 'Sjef' Coppens 1936 - 1956 (vanaf dat laatste jaar werd de maalvaardigheid van de molen problematischer). Sjef Coppens verliet de molenaarswoning in 1967 en overleed in 2005, 98 jaar oud (maar bleef zich zijn leven lang 'watermolenaar' noemen!).
Word Molenvriend
Nederland zonder molens is ondenkbaar. Maar om deze monumentale iconen te laten draaien en malen is geld en aandacht nodig.