Zeldenrust te Budel

Zeldenrust

Budel, Noord-Brabant

Over Zeldenrust

Deze molen werd in 1869 voor Jan Rooijmans (vaak als 'Roymans' gespeld) gebouwd. Dit omdat hij geen molenaar/pachter op de andere Budelse molen meer kon zijn (lees voor dit verhaal de geschiedenis van de 'Nooit Gedagt' te Budel).
Opvallend is de knik in de romp, net boven de maalzolder. Het lijkt aannemelijk dat Rooijmans een hogere molen had willen bouwen. Er werd niet alleen graan gemalen, maar ook schors voor de leerindustrie. In 1893 werd Jan Rooijmans opgevolgd door zijn zoon Hendrik.

Leven en molenaarschap van Hendrik Rooijmans waren ongelukkig: op 27 september 1898 brandde de molen uit. Meteen daarna volgde herstel en begin 1899 was alles weer maalvaardig. De vloer van de maalzolder werd bij deze gelegenheid 40 cm. lager gelegd (thans ligt deze zolder nog ca. 1,20 m. boven de berg). Voor Rooijmans kwam dit te laat: hij was toen al ernstig ziek en overleed vroeg in 1899, slechts 33 jaar oud. Vanuit zijn ziekbed heeft hij via spiegels zijn herbouwde molen nog zien malen.
Vervolgens werden, nog in 1899, twee kinderen Rooijmans tegelijk door de molen getroffen; de één overleed, de ander overleefde, maar liep blijvend letsel op. Voor de weduwe Adriana ‘Junna’ Rooijmans was het leed daarmee nog niet geleden: in mei 1900 brandde de molenaarswoning uit, nadat één van haar kinderen met lucifers had gespeeld. Junna Rooijmans zette het bedrijf voort met de knecht, Antoon ‘Tuntje’ Kees (broer van Jan Kees, toen molenaar op de Oude molen in Budel). Later trad ze met hem in het huwelijk.

In 1902 werd de molen verkocht aan Frans van Winkel voor diens zoon Sjang. Tuntje Kees, even klaar met de windmolen, begon toen in het molenaarshuis een eigen motormaalderij en nam veel vroegere klanten mee. De maalderij werd aangedreven door een stoommachine. Ook was er nog een café , dat in 1916 weer werd gesloten (omdat de vergunning ingetrokken werd) en toen verbouwd werd tot kamers.

Sjang van Winkel was van huis uit geen windmolenaar en moest het malen daarom overlaten aan knechten. Dit waren onder meer Gerard Rooijmans (zoon van de bouwer van de molen) en, na een paar andere knechten, Gerard 'Graad' Verbeek. De molen was toen echter niet rendabel te krijgen, onder meer door de concurrentie van andere molens en motormaalderijen. Het is bekend dat Budelse mulders in die tijd op straat gingen staan om boeren, die met hun graan aangereden kwamen, te bewegen hun graan bij hen te laten malen. Van Winkel kreeg daar genoeg van en verhuurde toen de molen aan een molenaar uit Nederweert. Deze kon het echter ook niet aan en verdween weer zonder dat iemand wist waarheen. Ten einde raad besloot Sjang van Winkel de molen te verkopen.
In 1914 werd Toon Kees de nieuwe eigenaar. In 1922 verkocht die zijn molen en woonhuis aan Graad Verbeek. Deze kende de molen goed, want hij was hier onder Sjang van Winkel al knecht geweest.
Graad Verbeek (1884-1960) was een geboren molenaar: vanaf 14-jarige leeftijd leerde hij het vak bij H. van der Meulen in Uden en was later knecht op de nog bestaande molen van Van Bree in Hamont (B.). Van 1906 tot 1920 was hij mulder in Lozen (B.), waarna hij weer in Budel kwam wonen en met de bakkerskar ging rondrijden. Zijn hart lag echter toch bij de molens en toen hij er een kon kopen deed hij dit meteen. De motormaalderij heeft hij niet meer gebruikt, deze werd verbouwd tot twee woningen.

Tot 1924 had de molen nog een houten as; in dat jaar werd die voorzien van een ijzeren kop en kwamen er twee roeden van Belgisch fabrikaat uit de molen van Mopertingen (België). Hiervoor had de molen enkele jaren met slechts één zware Potroede gedraaid, welke in 1924 verhuisde naar een molen in Heeze. Naar verluidt had de molen toen de naam „Het Hert”. Graad Verbeek was een geboren grapjas en verteller. Als hij het over zijn molen had, wees hij naar boven en noemde zijn molen „het onbevreesde hert” (de molen had toen ook een windvaan in de vorm van een springend hert).

In 1935 kreeg de molen wederom een grote opknapbeurt onder supervisie van Chris van Bussel. De kap werd gedekt met Icopal en er kwamen een gietijzeren as en twee Potroeden, afkomstig uit Lierop. Beide roeden werden voorzien van het stroomlijnsysteem Van Bussel, toen volslagen nieuw: waarschijnlijk is déze molen (en dus niet de herbouwde molen van Waalre) de eerste in Nederland geweest, die die wiekverbetering kreeg. Op 29 juni 1935 werd hiermee voor het eerst gemalen.

Graad Verbeek bemaalde de molen tot 1935 en had ondertussen ook zijn zonen het molenaarsvak geleerd: in 1928 huurde hij voor hen de Poelsnip in Budel-Schoot; zoon Gijs wilde in 1934 die molen wel kopen, maar zag daarvan af omdat hij de molen van zijn schoonouders, de St. Antoniusmolen te Eksel, kon overnemen. Omdat de zonen Verbeek dus elders aan de slag waren, verhuurde Graad zijn molen vanaf 1935. Eerst tot 1939 aan Matthieu Weegels uit Nederweert en later aan Harrie Noten. Begin 1940 werd een molenaar uit Beers huurder. Dit was een NSB’er die op 6 september 1944, beter bekend als 'Dolle Dinsdag', vertrok zonder dat iemand wist waarheen (iets wat voor meer NSB-ers toen gold...). Verbeek heeft toen weer even zelf met zijn molen gemalen.

Op 15 oktober 1944 werd H.A. 'Bert' Kees (1913-1995, zoon van Jan Kees) pachter en vier jaar later ook eigenaar. Hij had het vak geleerd op de “Nooit Gedagt” en werkte vervolgens als knecht op de Sint Antonius Abt te Borkel en Schaft, op de bergmolen in de Molenstraat in Hamont, de standerdmolen van Soerendonk en de Boonesmolen in Weert. Eén van zijn eerste opdrachten als pachter van de molen was malen voor de voedselvoorziening van Eindhoven. Op een zondagmiddag na de bevrijding werd 5000 kg rogge gebracht met de mededeling dat dit de volgende morgen klaar moest zijn. Dit lukte doordat er een uitstekende wind stond. Gedurende zes weken is voor de voedselvoorziening gemalen, maar Bert Kees ontving nimmer enige vergoeding hiervoor, de locatieleider was namelijk failliet gegaan...

In latere jaren is de belt deels weggegraven en vervangen door een pakhuis. Zoals eerder opgemerkt: er werd hier niet alleen graan, maar ook schors gemalen. Echter: het koppel stenen dat nu op de maalzolder ligt, is niet het vroegere schorskoppel! Het kreeg deze plaats namelijk pas in 1966, toen schorsmalen allang verleden tijd was. Overigens is het wel waarschijnlijk dat het zeer zware en lange staakijzer dat dit koppel aandrijft, ooit een schorskoppel diende. Nadeel van de positie op de maalzolder is het ontbreken van een steenkraan: het openleggen van dit koppel is een omslachtig karwei.

Bij de herstelbeurt van 1966 veranderde het uiterlijk van de molen aanzienlijk: de staart wit geverfd met rode klapmutsen, windborden en zoomlatten eveneens wit (voorheen steeds zwart geteerd). Er kwamen een vangstok en een kruirad in plaats van de vangtrommel en lier. Ook achterkeuvelens en baard kregen een andere vorm. Niet alleen had de molen een nogal ander uiterlijk gekregen; de praktische bruikbaarheid was ook veranderd en niet in het voordeel: de zeeg van de (verlengde) roeden bleek veel te diep waardoor de molen niet gemakkelijk liep.

Intussen was men zich meer op de veevoederhandel gaan richten. Er werd een elektrische hamermolen geplaatst en er kwamen machines om het product te transporteren en te mengen. Maar evengoed kwam in 1970 ook de windmolen weer in bedrijf. Er werd in die jaren bijna dagelijks veevoer en bakrogge gemalen.

In later jaren zijn de diverse veranderingen van 1966 stukje bij beetje ongedaan gemaakt: kruirad weer vervangen door een lier (1985), vangtrommel (2008) en een veel soberder donkere kleurstelling (2009). Reeds in 2000 was een nieuwe buitenroede mét fokken aangebracht, welke laatste meteen donker werden geteerd en niet meer wit geverfd.  In 2011 werd de as opgestempeld, het aswiel gecentreerd, twee nieuwe ramen, één meelpijp verbeterd en één vervangen, een stuk ringhout vernieuwd en het koppel op de steenzolder weer maalvaardig gemaakt. Eén steenschijfloop is voorzien van nylon staven.

In 1977 kwam Edie, jongste zoon van Bert Kees, in de zaak. Sinds 1992 is hij eigenaar en drijft in de molen zijn handel in diervoeders. Er werd (en wordt) geregeld, zij het niet meer dagelijks, op windkracht gemalen. Evengoed werd in 2012 ruim 20 ton op windkracht gemalen, nadat de voersteen beter was afgesteld en de molen gemakkelijker liep. Begin 2014 werd een silo bij de molen weer in gebruik genomen; hierin wordt mais los los gestort.

In november 2014 is begonnen met een flinke herstelbeurt: doel was onder meer het het repareren van de balkkoppen en het metselwerk van het pakhuis. Verder een nieuwe staartbalk, korte spruit, windpeluw, baansteen (halssteen), kapbedekking, gangwerk opnieuw stellen en de kruivloer onder handen nemen.
In januari 2021 ging de oude Potroede eruit om elders grondig te worden nagekeken. Op 25 februari kon deze, na grondig te zijn hersteld, alweer worden gestoken. 

Bouwjaar
1869
Functie
Molenaar
Edie Kees / Riekus Meijering
Telefoon
0495-491402
Aandrijving
Adres
Burgemeester Van Houtstraat 60
6021 AW Budel
Noord-Brabant
Open op afspraak
Ja
Open voor publiek
Ja
Openingstijden
op afspraak
Schoolbezoek mogelijk
Nee

Word Molenvriend

Nederland zonder molens is ondenkbaar. Maar om deze monumentale iconen te laten draaien en malen is geld en aandacht nodig.

of abonneer je op onze nieuwsbrief!
 

Meer over deze molen

Zeldenrust te Budel

Locatie

Bezoekadres
Burgemeester Van Houtstraat 60
Gemeente
Cranendonck
Plaats
Budel
Postcode
6021 AW
Plaats (postadres)
Budel
Provincie
Rijksdriehoek: X
168575
Rijksdriehoek: Y
364741
WGS84: N (breedtegraad)
51.27182
WGS84: E (lengtegraad)
5.58173

Contact

Eigenaar
E.C.G. Kees
Telefoon
0495-491402

Over de molen

Inrichting
Aandrijving
Overbrengingsverhouding
1 : 5,6 en 1 : 5,0
Specificaties
2 koppels 17er kunststenen;
Luiwerk: sleepluiwerk

Registratienummers

DHM-databasenummer
691
Rijksmonumentnummer
11262
Ten Bruggencatenummer
02858