Over Buitenmolen
De oudste vermelding van een molen op deze plaats dateert uit 1408. Zevenaar maakte toen deel uit van het Hertogdom Kleef. Sinds 1510 bevond dit hertogdom zich met de graafschappen Gulik en Mark en het land Ravensberg (bij Bielefeld) in één hand.
Een historisch uitstapje: in 1666 kwamen deze gebieden aan Frederik Wilhelm von Hohenzollern, keurvorst van Brandenburg, beter bekend als de Grote Keurvorst, tevens landheer van het hertogdom Pruisen.
Sinds 1701 werd van het Brandenburgs-Pruisische gebied (sindsdien Pruisen geheten) Berlijn de hoofdstad. In 1806 werd het rechts van de Rijn gelegen gedeelte van het oude hertogdom Kleef (de huidige Nederlandse gemeenten Zevenaar, Duiven en Wehl) een deel van het hertogdom Berg. In 1808 kwamen Zevenaar, Duiven en Wehl bij het toenmalige Koninkrijk Holland. Na de verdrijving van de Franse bezettingstroepen uit Nederland in 1813, kwamen deze drie plaatsen tot 1 juni 1816 nog onder het Koninkrijk Pruisen. Vanaf die datum zijn ze onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden.
Terug naar de molen of, beter gezegd, zijn voorganger. Wie vanwege het jaartal 1408 denkt, dat deze molen de oudste nog bestaande molen van Nederland is, vergist zich zeer waarschijnlijk. Bouwhistoricus Dick Zweers kwam na grondige bestudering van en vergelijking met vrijwel alle in Nederland en Duitsland nog bestaande torenmolens en hun restanten tot de conclusie dat het metselwerk op zijn oudst uit ca. 1500 kan dateren en niet eerder. Los daarvan is het zo goed als zeker, dat er eerder op deze plaats een standerdmolen stond.
Vermeldingen tussen 1408 en ca. 1500 hebben dus zeer waarschijnlijk betrekking op een standerdmolen en niet op de huidige stenen molen. Destijds werd gesproken van de 'Hertogelijke wind- en rosmolen buiten Zevenaar', een zelfde situatie dus als thans (weer) in Zeddam.
Het metselwerk is bij de Buitenmolen in kruis- en niet het - oudere - wild verband uitgevoerd. Ook dat wijst erop dat deze molen niet tot het alleroudste behoort op dit gebied.
Tot 1866 bleef de molen in beheer als domeingoed (bezit van de landsheer). In dat jaar werd de molen verkocht aan de toenmalige pachter Jac. van Grinten. Diens erven verkochten het in 1879 aan de molenaarsknecht Johannes Gerritsen.
Toen Gerritsen eind 1928 overging op elektrisch malen, leek het met de Buitenmolen gedaan: op 21 november dat jaar zette hij beide roeden te koop. Omstreeks 1930 werden roeden en staart afgenomen en de romp leeggehaald: zo werd de molen een motormaalderij.
Nadat deze in 1955 was stilgelegd, bleef de romp, met daarop een - lege- kap, gespaard. In 1958 werd de molen verkocht aan F.Th. Korthaus, die op zijn beurt de molen in 1966 verkocht aan de gemeente Zevenaar.
In 1969 en 1970 werd de molen gereconstrueerd. Gekozen werd toen voor een echte houten as, evenwel met ijzeren roeden. Beide roeden kregen Oud-Hollandse ophekking met zeilen.
Na ruim 30 jaar, 2002, heeft men bovenas, roeden en voorkeuvelens vervangen.
In de praktijk draait deze molen vrijwel dagelijks.
Technische bijzonderheden:
Het kruiwerk van deze molen is opvallend: het wordt via tandkransen en gaffelwielen bediend. Met de hand betekent één meter touw inpalmen dat de kap één centimeter verschuift. Niet onlogisch heeft men daarom op een zeker moment een elektromotor gemonteerd! Kettingkruien (vanaf de belt, d.m.v. een rondgaande ketting) is evenwel ook mogelijk.
Op afspraak
Word Molenvriend
Nederland zonder molens is ondenkbaar. Maar om deze monumentale iconen te laten draaien en malen is geld en aandacht nodig.
Meer over deze molen
Buitenmolen te Zevenaar
Locatie
Contact
Over de molen
Luiwerk: sleepluiwerk