Olinger Koloniemolen te Appingedam

Appingedam, Groningen
De oude Olingerpolder werd door het graven van het Eemskanaal (1870 - 1876) in tweeën gesplitst, waardoor een Noorder- en een Zuider-Olingerpolder ontstond.
In 1900 werd deze molen nieuw gebouwd nadat de toenmalige Zuider Olingermolen was afgebrand. Die molen dateerde uit 1821 en stond elders in de polder. Molenmaker Rietema kreeg nog een premie van ƒ 500,-- vanwege de snelle oplevering van de nieuwe molen. Rietema bouwde hier een achtkant met, opmerkelijk, drie bintlagen (in plaats van de gebruikelijke twee).
In 1916 werd, voor het geval er te weinig wind was, een locomobiel bijgeplaatst; in 1959 werd een ruwoliemotor als hulpkracht geïnstalleerd maar dat ging bepaald niet ten koste van de molen: die bleef in bedrijf en kreeg toen ook nog een nieuwe (Bremer-)roede (de motor verdween in 1972 weer toen het nieuwe gemaal De Groeve in gebruik werd genomen).
In 1987/88 volgde een flinke herstelbeurt, waarbij onder meer nieuwe roeden werden gestoken.
In 2005 was deze molen vanwege defecten aan de vijzel niet meer maalvaardig te noemen; de vijzel had te weinig tasting en was ook enigszins verzakt, waardoor vooral het bovenlager verkeerd werd belast. Later openbaarden zich ook mankementen aan het gevlucht en de staart en werd besloten tot stilzetting. Vervolgens werden alle windborden eruit gehaald en de kleppen vastgezet.
Vooruitlopend op verder herstel werd in oktober 2010 het achtkant geheel opnieuw met riet gedekt en de molen voorlopig weer draaivaardig gemaakt. Inmiddels wordt er weer regelmatig gedraaid, maar malen is nog niet goed mogelijk.
Nederland zonder molens is ondenkbaar. Maar om deze monumentale iconen te laten draaien en malen is geld en aandacht nodig.