Molen Herinckhave te Fleringen

Fleringen, Overijssel
Herinckhave komt in 1350 voor het eerst voor in het leenregister van Otto van Bentheim; het huis heet dan Huis te Vlederingen. De familie Grubbe bezat het goed tot 1723, waarna het door huwelijk in bezit komt van de familie Von Bönninghausen, die het Huis in 1742 liet herbouwen.
De dubbele watermolen wordt voor het eerst genoemd in 1521 in de kronieken van Johannes van Lochem, prior te Albergen.
In 1642 branden beide molengebouwen volledig af. Na 4 jaar is de korenmolen weer maalvaardig; de oliemolen pas in 1667. Bij verpachting in 1735 was de oliemolen (het rechter molengebouw) waarschijnlijk al niet meer intact. Thans zijn alleen de fundamenten nog over.
De omwonenden van de molen wilden al vanaf 1643 een windmolen, in verband met de onzekere watertoevoer van de Fleringer molenbeek. De eigenaar verzette zich hiertegen, maar besloot wel ten noordwesten van de molen een perceel weidegrond te omwallen en zo een watervoorraad te maken voor een regelmatige bedrijfsvoering. Dit heet de Olde Maats. Watergebrek is hier dus altijd al een probleem geweest.
In 1865 stopt het korenmolenbedrijf en verdwijnt, met uitzondering van het gebouw en het luiwiel in de kap, alles. Dit komt waarschijnlijk door de nabijgelegen windmolen van Frielink (de nog steeds bestaande grondzeiler)
Bij een grote restauratie/reconstructie in 1977 heeft men de korenmolen weer maalvaardig gemaakt. Er wordt regelmatig gedraaid en soms gemalen.
Nederland zonder molens is ondenkbaar. Maar om deze monumentale iconen te laten draaien en malen is geld en aandacht nodig.