Over Westbroekse Molen
Het waterschap Westbroek kwam in 1863 tot stand door samenvoeging van de polderdelen: Te Veenwaard, Kerkeindsche Polder, de oostelijke delen van Het Zek en van het Binnenweg, benevens alle landen in het deel Buitenweg, plus de grootste, namelijk de Molenpolder.
De naam Molenpolder duidt op het bestaan in deze polder van een molen, waarvan nog rekeningen uit 1649 bewaard zijn gebleven. Van de Westbroekse Watermolen zijn vanaf 1663 rekeningen bewaard gebleven. In de jaren 1672-1674 (toen bezetten Franse troepen de huidige provincie Utrecht) zijn er nogal wat molens in de Vechtstreek door hun toedoen in vlammen opgegaan.
In 1743 werd de oude Westbroekse Molen (mogelijk was dit een wipmolen), die vlak bij de Vecht stond, verplaatst naar de standplaats van de huidige molen. Het vermoeden is groot dat dit een achtkante binnenkruier is geweest, die in 1753 afbrandde. Besloten werd om voor Westbroek, nu zonder het gebied Buitenweg, één molen te herplaatsen. Tot 1830, toen de naburige wipmolen werd gebouwd, had de polder Buitenweg geen eigen bemaling.
In 1890 werd het houten scheprad vervangen door een metalen exemplaar. In 1913 brandde de molen van de Molenpolder af en werd niet vervangen: de bemaling werd overgenomen door het Waterschap Westbroek. Wél werd een hulpgemaal, voorzien van een Kromhout dieselmotor, in een nieuw gebouwtje geplaatst.
In 1930 werd de molen totaal verdekkerd, hetgeen inhield: Dekkerwieken op beide roeden, dekkerlager onder de bovenas, wijziging bovenwiel en rondsel door het plaatsen van een stalen voorvelg en dito kroonwiel, koningspil gedeeltelijk uitgevoerd in staal, scheprad vervangen door dekkerpompen type 90 en 60 (de aanduiding slaat op de diameter van de waaier) en het aanbrengen van een groot drijfwiel plus een elektromotor (die laatste voor dagen met te weinig wind).
In 1947 werd besloten, de windkracht niet langer te gebruiken: de molen kreeg een snellopende dieselmotor, afkomstig uit een motortorpedoboot. Deze motor, prima voor een snelle boot maar volstrekt ongeschikt voor toepassing op een gemaal, heeft met vallen en opstaan gefunctioneerd tot de bouw van het nieuwe Van Eijkgemaal in 1970/71.
De molen intussen onderging in 1963 als stilstaand monument nog een herstelbeurt en werd in 1974 in verkocht aan de Stichting De Utrechtse Molens.
In 1983 volgde een zeer ingrijpende maalvaardige restauratie: de Dekkerpompen werden vervangen door een vijzel. Deze laatste kan via tandwielkasten op windkracht worden aangedreven. Sindsdien is de molen officieel reservegemaal en op vrijwillige basis regelmatig in bedrijf.
De vorige lange spruit was een bijzondere: gemaakt door Pot in 1899. Helaas moest deze in 2005 vervangen worden.
Nog een opmerkelijk detail: tot 2009 zat in het buikstuk van de vang een kloostermop (oude grove baksteen) ingelaten met het doel: het schoonhouden van de voering rond het bovenwiel! Sinds het buikstuk is vernieuwd wordt dit onderdeel los in de molen bewaard.
Eind 2021 heeft men deze molen, net als vele andere van de SDUM, preventief stilgezet: onderzoek naar de kwaliteit van de roeden had problemen aangetoond. Vervanging van de roeden hier door nieuwe geklonken exemplaren moet nog plaatsvinden (januari 2024).
In deze molen is ook het Informatiecentrum Polderbemaling ondergebracht.
op afspraak
Word Molenvriend
Nederland zonder molens is ondenkbaar. Maar om deze monumentale iconen te laten draaien en malen is geld en aandacht nodig.